Meertaligheid in Brussel

Kort verslag

Moderatoren :
Nell FOSTER (ULB)
Alex HOUSEN (VUB)

Deelnemers aan het panel :
CD&V : BENJAMIN DALLE
DEFI : BERNARD CLERFAYT
ECOLO : GILLES VANDEN BURRE
GROEN : ELKE VAN DEN BRANDT
LES ENGAGES : ALAIN DENEEF
MR : RICHARD MILLER
N-VA : CIELTJE VAN ACHTER
OPEN VLD : SVEN GATZ
PS : MARTIN CASIER
PTB-PVDA : BRUNO BAUWENS
VOORUIT : ANS PERSOONS

Formaat
Bij wijze van inleiding brengen de twee moderatoren de doelstellingen van het Marnixplan in herinnering, namelijk het bevorderen van het leren van talen en van meertaligheid voor alle inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en dit vanuit de overtuiging (gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek) dat individuele meertaligheid het cement is dat hyperdiverse gemeenschappen zoals Brussel samenhoudt en de vele voordelen (sociaal, cognitief, cultureel, economisch) ontsluit die meertaligheid en taaldiversiteit kunnen bieden. Vandaar het belang van een expliciet taalbeleid en taalmaatregelen in Brussel tijdens de volgende legislatuur.

Om die reden organiseerde het Marnixplan op 18 april 2024 voor de derde keer een debat tussen de lijsttrekkers van de elf belangrijkste Brusselse politieke partijen om hun standpunten over deze kwesties te horen. Enkele lijsttrekkers waren verhinderd, en lieten zich vervangen door een ander partijlid bevoegd in de materie. Alle deelnemers werden uitgenodigd om uit een selectie van vijftien voorstellen (uit de zesendertig aanbevelingen uit het Memorandum voor Meertaligheid van de Brusselse Raad voor Meertaligheid) er drie te kiezen die zij als prioritair beschouwden voor de volgende legislatuur en vervolgens één aanbeveling te kiezen die zij minder belangrijk, inefficiënt of onhaalbaar achtten.

Nadat alle deelnemende politici ‘hun’ 3 plus 1 aanbevelingen kort hadden toegelicht, was het de beurt aan de zaal om vragen te stellen aan de aanwezige politici. Alle deelnemers mochten Frans of Nederlands spreken. Verschillende vertegenwoordigers van de Franstalige partijen spraken ook in het Nederlands en verschillende vertegenwoordigers van de Nederlandstalige partijen in het Frans. Hieronder volgt een uitgebreide versie van de slotopmerkingen van Philippe Van Parijs, voorzitter van de Brusselse Raad voor Meertaligheid, aan het einde van dit debat.

Voorspelbare convergentie
Hoewel het door de (succesvolle) opzet van het debat niet mogelijk was om met zekerheid de voorstellen te identificeren waarover unanimiteit bestaat, wijzen de resolute keuzes van een aantal panelleden, hierbij niet tegengesproken door andere deelnemers, op een brede (en vrij voorspelbare) consensus over de volgende punten :

  • het belang van de bevordering van meertaligheid in het algemeen en kennis van het Frans, Nederlands en Engels bij werkzoekenden in het bijzonder,
  • het doorslaggevende belang van de verwerving en positieve waardering van alle thuistalen ;
  • de efficiëntie van CLIL/immersie voor het leren van talen vanaf een vroege leeftijd stadium (hieronder valt de facto ook het gaan naar Nederlandstalige en Franstalige scholen van de vele leerlingen met een andere thuistaal dan de schooltaal), ook in technische en beroepsrichtingen,
  • over de wenselijkheid van nauwe samenwerkingsverbanden tussen Nederlandstalige en Franstalige scholen in Brussel (eventueel ook met scholen in Vlaanderen en Wallonië),
  • het nut van lerarenuitwisselingen tussen Nederlandstalige en Franstalige scholen (momenteel sterk bemoeilijkt door het niet gelijklopen van de schoolkalenders),
  • de moeilijkheid om leerkrachten, in het bijzonder Nederlandstalige leerkrachten, aan te werven en te behouden in de Brusselse scholen (nog meer sinds de desynchronisatie van de schoolkalenders),
  • de moeilijkheid om voldoende leerkrachten Nederlands op te leiden voor het lager onderwijs in Franstalige scholen (naar verwachting zal dit nog toenemen als gevolg van de invoering van het Nederlands vanaf groep 3 in Wallonië in 2027),
  • het potentiële nut van een Franstalig equivalent van het Onderwijscentrum Brussel.

Misschien verrassender
Misschien minder voorspelbaar was dat er ook een brede consensus was over de noodzaak om de Franse en Nederlandse schoolkalenders op elkaar af te stemmen, hetzij om het verlies aan taalvaardigheden (evenals van andere academische vaardigheden) tijdens de zomervakantie te beperken (Van Achter), hetzij om de samenwerking tussen Franstalige en Nederlandstalige instellingen te vergemakkelijken (met inbegrip van vrijetijdsactiviteiten gedurende de vakantieperiodes), hetzij om symbolische redenen (Van den Brandt).

Er blijkt ook een brede consensus te bestaan over de uitbreiding van het aanbod van openbare diensten in andere talen dan het Frans en het Nederlands, en niet alleen in het Engels. Dit kan worden gesignaleerd met stickers die aangeven welke talen het personeel machtig is (Persoons), en dit met (Deneef) of zonder (Gatz) uitbreiding van de tweetaligheidspremie naar alle talen, en met de nodige herziening van de federale wetgeving terzake (Casier, Gatz).

Het ideaal van echte "tweetalige scholen" (zelfs zonder regionalisering van het onderwijs) bleek het meest controversiële onderwerp, met de meerderheid van de Franstalige panelleden(behalve Défi) voorstander en de meeste Nederlandstalige panelleden (behalve Groen en PVDA) tegenstanders van dergelijke scholen.

Nieuwe ideeën
Naast de aanbevelingen van de Brusselse Raad voor Meertaligheid brachten de panelleden nog een aantal andere ideeën naar voren, waaronder

  • het aanbieden van français langue d’apprentissage (FLA) in alle Franstalige scholen, en dit niet alleen in “positieve discriminatiescholen” (d.i. scholen die extra middelen krijgen vanwege de sociaaleconomische kenmerken van hun leerlingen) (Deneef),
  • het invoeren van toetsen op gemeenschapsniveau in alle Franstalige scholen, zoals al het geval is in alle Nederlandstalige scholen, wat meer betrouwbare informatie zou opleveren dan de PISA-PIRLS-enquêtes (Van Achter),
  • het eisen van een verbintenis voor het bevorderen van meertaligheid in de beheerscontracten van de publieke media (Miller),
  • welsprekendheidstoernooien organiseren in de tweede of derde taal van leerlingen en studenten (Vanden Burre),
  • de Brulingua-testen koppelen aan een Brussels talenpaspoort dat kan worden gebruikt bij sollicitaties (Gatz).

Een Brusselse Week van de Meertaligheid
Brulingua is een uitstekend instrument om talen te leren, maar het wordt veel te weinig gebruikt (Clerfayt, Gatz). Alle ouders moeten worden aangemoedigd om een doeltreffend ’gezinstaalbeleid’ te voeren, maar veel ouders weten niet wat dit inhoudt en zijn zich niet bewust van het aanbod van de vele bibliotheken in Brussel die hen daarbij kunnen helpen. Scholen en kinderdagverblijven moeten worden aangemoedigd om een houding te ontwikkelen die het behoud van de thuistalen aanmoedigt maar tegelijk ook het leren van de schooltaal bevordert, maar ze missen begeleiding over hoe ze dit kan bewerkstelligd worden. Tot slot zouden er meer in het oogspringende positieve rolmodellen moeten worden aangeworven om het leren van de twee officiële talen van Brussel minstens even “cool” te maken als het leren van Engels.

Om deze verschillende doelstellingen te bereiken, stelt de Brusselse Raad voor Meertaligheid voor om jaarlijks een Brusselse Week van de Meertaligheid te organiseren : een grotendeels bottom-up initiatief dat niet veel hoeft te kosten en bescheiden van start kan gaan. Over dit idee leek consensus te bestaan. Maar de coördinatie ervan vereist institutionele steun.

Volgens sommigen is een permanente ministeriële portefeuille voor de bevordering van meertaligheid essentieel (Miller), terwijl voor anderen het engagement van de hele Brusselse regering van cruciaal belang is (Bauwens). Een andere formule die geopperd werd is de oprichting van een kleine specifieke administratieve cel die behalve voor de Brusselse Week van de Meertaligheid ook verantwoordelijk zou zijn voor andere relevante initiatieven, zoals een gebruiksvriendelijk platform voor taalleermogelijkheden in Brussel. Sommige deelnemers daarentegen vinden de oprichting van een dergelijke cel in dit stadium overdreven (Casier, Dalle, Vanden Burre). Andere formules zijn denkbaar. In elk geval is een - weliswaar erg beperkte - officiële coördinatie onontbeerlijk om het jaarlijkse hoogtepunt dat de Brusselse Week van de Meertaligheid zou betekenen, duurzaam tot stand te brengen en daardoor aan de verwezenlijking van de eerder vermelde doelstellingen op een efficiënte manier bij te dragen.

Een beschaafd debat gebaseerd op betrouwbare gegevens en kennis
Het was opvallend en verheugend om vast te stellen dat een beschaafd politiek debat kon worden gevoerd over wat vroeger een van de meest emotionele politieke kwesties in Brussel was. Deze welkome ontwikkeling is te danken aan de bereidheid van de panelleden om naar elkaar te luisteren en van elkaar te leren. Maar het is ook in grote mate te danken aan het feit dat een dergelijk debat nu gevoerd kan worden op basis van objectieve gegevens over de taalkundige situatie in Brussel. Ondanks de onvermijdelijke beperkingen van het gebruik van steekproeven en zelfrapportering, is de bijdrage van de VUB Taalbarometers in deze doorslaggevend geweest.